Het mysterie van de nachtelijke jacht
In de schaduw van de sterrenhemel stralend,
Sluipt de wereld stil en geheimzinnig,
De maan fluistert zacht, een eeuwenoud verhaal,
Van jagen en vluchten, van dromers en zwerverig.
Een vos met vurige ogen, als brandend licht,
Glijdt stil door het riet, als een schaduw, zo snel,
Zijn snuit zoekt de geur van de nachtelijke pracht,
Op zoek naar prooi, onder de sterren, als het kon, als het wel.
De uil, met zijn ogen als schijven van goud,
Observeert van zijn tak, met een blik vol wijsheid,
Zijn vleugels fluisterend, zacht als een geheim,
Wanneer de stilte spreekt, en de wereld zwijgt.
Een konijn, met zijn hart dat razendsnel klopt,
Schuilt diep in de bosjes, de nacht is zo kil,
Hij voelt de adem van gevaar in de lucht,
Een flits van een schaduw, en dan is hij stil.
De strijd van de jager en de vluchtige prooi,
Een dans van instinct, van leven en dood,
De sterren ontsteken het podium van de nacht,
Waar het mysterie leeft, in de stilte zo groot.
De nachtelijke jacht, zo verborgen, zo fijn,
Verweven met dromen, vol leven en pijn,
In het ritme van de natuur, klinkt het lied,
Van de jacht en de vrijheden, die de nacht ons biedt.